Ik was acht of negen en verdrietig. Ik miste namelijk iets, maar wist niet wat. Of naja, wel wat – maar niet wát dan precies. Het enige wat ik wist: iedereen heeft het, heeft het gehad of heeft het erover, en ik niet. Niet op dat moment en nooit gehad.
Het is lastig ook: verhalen doen hun ronde, mensen praten over hoe je het krijgt, hoe het voelt en hoe je er vanaf komt. Dat het iets vervelends was dat maakte mij niet uit: mijn nieuwsgierigheid won het.
Kleine kinderen kunnen als ze ergens last van hebben in hun jongere jaren vaak moeilijk plaatsen waar pijn vandaan komt. Eigenlijk heet alles buikpijn. Of het nu hoofdpijn, buikpijn of een ander soort pijn is. Moeilijk te traceren dus. Zo heette het bij mij ook ‘buikpijn’ en dat was nu juist het ding: ik had namelijk nooit hoofdpijn. Tot ik negen was, heb ik nog NOOIT hoofdpijn gehad. Daar werd ik dus verdrietig van. Nieuwsgierig ben ik altijd geweest, maar dit slaat alles.
Nu ik daar verder over nadenk is dat misschien iets wat jullie herkennen. Want hoé vaak heb je je vroeger toen je klein was wel niet afgevraagd hoe iets zou zijn wat je slechts kende van horen zeggen of zien? Dat je iets wilde hebben of zijn wat jij niet had of was, maar wat zo fantastisch leek?
Op een klas van 23 waren er altijd wel één of twee kinderen die alles leken te hebben. Vooral toen ik puber was fascineerde mij dit enorm. Zo kon ik mij verbazen over:
De inhoud van de snoeppot van een klasgenootje. Bij haar thuis was niks te gek: zuurstokken in alle kleuren, alle soorten snoep die je je maar kon bedenken en zónder boundaries! Altijd mogen pakken, en geen “nee, want dan eet je straks je aardappelen niet meer.”
Een hele vriezer vol met afbakburgers en frituur. Los van het feit dat dit ventje dit altijd mocht pakken (lees: ’s ochtends, tussen de middag en ’s avonds na het eten) verbaasde ik me niet alleen over de voorraad die altijd aangevuld werd, maar ook vooral over dat hij als beginnend tiener wist hoe elk huishoudelijk apparaat werkte: van de grill, oven tot de frituur. Ja, die kon zichzelf makkelijk onderhouden (als je kon leven van frituur), en dat deed hij ook: elke avond.
Zij fascineerde mij niet alleen, tegelijkertijd vroeg ik me serieus af:
Ben ik serieus de enige die in de puberteit zit?!
‘Zij’ leken een soort van immuun voor alle bijkomstigheden die je als puber kent. Onzekerheden over elk putje op je lijf, of iets wat erop lijkt, het gevoel van het opkomen van een puist twee dagen voor het schoolfeest, het feit dat je een dikke kont hebt in je jeans terwijl je maatje 38 hebt en je dan afvragen of het niet gewoon aan je kont ligt in plaats van aan je jeans, het al knalrood worden wanneer je crush de bus instapt, die dan ook nog tegen je begint te praten en jij dan niks anders kan zeggen dan hoi. Om vervolgens nog roder te worden en alle woorden in je zinnen om te draaien waarna hij zegt: “je hoeft niet zo rood te worden hoor!” Je dan te verslikken in je cola om hem vervolgens onder te proesten.
Het enige dat erger is dan die plotselinge, awkward wending van bovenstaand verhaal – is het feit dat het echt gebeurd is. Bus 151, op een zonnige dinsdagmiddag om 14.00.
Maar nee, ‘zij’ leken daar geen last van te hebben. Zij in hun veel te strakke lijven, met veel te dure merkkleding, die bij elke wens kregen wat ze wilden, en zij die in kasten van huizen woonde.
Nu ik inmiddels wat jaartjes verder ben (lees: 14 jaar later), herken ik mijn gedachten van toen en schaar ik ze onder iets wat je buren wel lijken te hebben. Groen gras.
Wat ik nu namelijk zie, wat ik toen niet zag.. Is dat ik iets had, wat zij niet hadden. Iets dat niet te koop is.
Een huis, waar ook daadwerkelijk mensen thuis waren: pap en mam. Die niet dag en nacht werkten, die ik dus niet hoefde te missen en die mij en m’n zussen dus ook niet hoefde om te kopen met spullen. Zij die daadwerkelijk thuis waren, en wisten wat er in mijn leven speelde. Die ons het besef hebben geleerd van geld: als je iets wilt, dan zul je ervoor moeten werken.
Alles waar ik toen nieuwsgierig naar was, bleek niets meer te zijn dan hoofdpijn.
Ik verlangde naar iets, waarvan ik niet wist dat er iets vervelends aan ten grondslag lag. En begrijp me niet verkeerd: ik wil niet iedereen over één kam scheren, er zijn ook mensen die hun tieners in de duurste merkkleding steken, in de grootste huizen wonen en die hun kids alles laten pakken zonder dat er grenzen aan vastzitten, die er wél zijn. Die ze normen en waarden leren en ze alle liefde geven die ze nodig hebben. Die mensen zijn er, dat weet ik. Maar dat waren niet de mensen waar ik tegenop keek tijdens mijn puberteit. Want hoe makkelijk is het om af te gaan op wat je aan de buitenkant ziet? In mijn naïviteit keek ik niet verder dan dat. Ze leken zo gelukkig en ik was alleen maar bezig met najagen wat ik niet had in plaats van te kijken naar wat ik wel had.
Daar ging ik dan. Met knikkende knieën haalde ik m’n pas door de gleuf. Dit was het dan: hij was honderdvijftig euro (dik 300 gulden) en van mij. Dat ik nu drie maanden niets anders kan kopen omdat mijn kleedgeld nu in één ruk op was, dat was maar even zo. Deze broek is vanaf nu mijn leven, ik ga erin wonen. aldus de 12-jarige ik.
“Ja maar mam, zij hebben het ook!”
“Ja Babette, daar hebben wij niets mee te maken – dat moeten zij weten.”
Eens. Nu dan.
Energie stoppen in wat anderen hebben of niet hebben of er enigszins in mee proberen te gaan, daar ben ik jaren geleden al mee gestopt. Het is gewoon zo vermoeiend. Want zeg nou zelf: zelf je leven leven, met eigenaardigheden en ‘oh, dat is typisch Babette’ momenten – dat is toch veel leuker? Ik kan oprecht zeggen dat het mij niet interesseert wat anderen vinden, van mij – of van wat ik doe. Dat is te aanwezig ben, sarcastisch, teveel praat. En wat een heerlijk gevoel is dat dan!
AMEN. (op z’n Engels uitspreken, dat klinkt cooler)
Ik wil niemand anders zijn. Tijd kwijt zijn (want dat is het, verspilde tijd) aan wat een ander wel heeft en jij niet, of wat een ander zou moeten doen, wat hij/zij nu niet doet – is zo nergens voor nodig. Focus je liever eens op jezelf en op het feit dat jij misschien ietwat pessimistisch bent. Hoe goed heb jij je leven eigenlijk op orde?
Ik heb hier al eens een blog over geschreven. Leven vanuit blijheid en daarnaast oprechtheid en interesse: dat is zó belangrijk.
Hoe vaak stel jij een vraag aan iemand, om vervolgens echt te luisteren naar het antwoord? En vraag je daar dan op door? Zonder het gesprek zo te vormen dat jij lekker alleen maar aan het woord bent?
Probeer het eens, misschien steek je er nog wat van op.
“Als je praat, herhaal je wat je al weet. Als je luistert, leer je misschien iets nieuws.”
En bovendien, heb je (los van het feit dat het voor mensen ook gewoon heel fijn is als er ECHT naar ze geluisterd wordt) ook nog eens de leukste gesprekken.
Daarmee wil ik trouwens zeggen: wel in iemand z’n gezicht. Alle vrouwen (zonder te generaliseren, maar het zijn wel echt altijd vrouwen) die niet van Venus komen, maar wel van de planeet Drakenstein, die doen dat namelijk niet. Oh nee, want het is namelijk heeeerlijk om even flink achter een vriendin haar rug te ouwehoeren over..
Wat ze allemaal fout doet in haar leven en wat met jouw advies zoveel beter zou kunnen. Dat advies hoort ze alleen nooit, want dan bewaar je voor jullie gezamenlijke vriendinnen wanneer je het hebt over wat voor kreng het is, behalve natuurlijk als jij met haar in de stad een wijntje doet -want dan is ze natuurlijk je bbf.
Doe jezelf en de mensheid een lol. Steek gewoon niet teveel tijd in het altijd pessimistisch zijn wanneer het op anderen aankomt. Want wat zegt het over jou, als jij het altijd over anderen hebt? Wat blijft er eigenlijk van jouw gesprek over zodra je de anderen eruit filtert. Hoe leuk is jouw leven eigenlijk als je alsmaar op anderen let en vooral eh, zeikt.
Als er echt iets dwars zit, benoem het dan. Zeg het. Klinkt simpel, en dat is het ook. Dan geef je iemand misschien de kans om daadwerkelijk een verandering aan te gaan, mits jouw tip in goede aarde valt. En ook al gaat het niet gelijk goed, drie keer links is ook rechts. Het duurt alleen wat langer.
Hoe goed ben jij daar trouwens in… Feedback ontvangen?
Want de focus op anderen is makkelijk, lekker veilig ook. De hoef je zelf even niet te kijken naar je eigen leven die op z’n gat ligt. Wat doe jij, als iemand jou feedback geeft? Laat me je een tip geven: begin NOOIT,
NOOIT DUS,
met: “Ja, maar…..” of alle varianten daarop. Ik kan er wel een paar noemen hoor. “Oh ja, normaal gesproken doe ik dat altijd, maar nu toevallig niet.” of de gouwe-ouwe: “Alsof jij het altijd goed doet?!”
Feedback is een kadootje hè. Je zegt altijd bedankt en bepaalt vervolgens zelf of je hem uitpakt.
Over bedanken gesproken trouwens. Deze blog komt voort uit een ergernis. Wat je misschien al een beetje in de gaten had. Deze ergernis treft mij niet persoonlijk, d.w.z. het zijn geen mensen in een zeer nabije omgeving. Als het mij persoonlijk trof was het nog makkelijker geweest. Zodra ik er middenin zat, had ik namelijk vanuit een persoonlijke ervaring feedback kunnen geven.
Om de wereld een klein beetje leuker voor jezelf, en ook vooral voor de mensen om je heen (zoals ik) te maken, heb ik een drie-punten-stappenplan. Als je deze volgt zal er geen wereldvrede intreden, maar zal je wel een sprankje hoop brengen voor de mensheid.
- LUISTER EENS. Luister gewoon eens. Als je wat vraagt, wacht op het antwoord en vraag door. En vraag niet iets omdat jij en je bijdehante harses zelf zo graag iets over je eigen weekend willen vertellen.
- DANKJE. Zeg eens bedankt. Vooral als iemand iets voor jou doet, zonder dat hij of zij daar ook maar een beetje eigenbelang bij heeft. Zeg gewoon eens DANKJE! WAT LIEF. Echt. Het is niet moeilijk. Je ouders zullen ook trots zijn, ze hebben je immers niet voor niets (na het woordje papa en mama) het woordje dankjewel geleerd.
- Ik heb geen derde punt eigenlijk. Ik denk dat jij, mits jij een zekere individu bent die zich aangesproken voelt (of juist als je je helemaal niet aangesproken voelt, dan zit je misschien wel in de ontkenning) de mensheid weer een beetje meer hoop geeft door je gewoon normaal te gedragen. Want ja, bovenstaande punten zijn niet buitenaards. Sterker nog, op planeet Drakenstein en Bridezilla kennen ze punt 1 en 2 niet. Dus het is vooral heel aards.
Bedankt. Namens mezelf en de mensheid. Ook voor het luisteren.
En ohja, nog iets: het leven is echt heel leuk. Dus maak het jezelf en anderen niet zo moeilijk, nergens voor nodig. Daar krijg je alleen maar hoofdpijn van. En wie wil er nou hoofdpijn?
Geloof me, als optimist is het leven zoveel leuker.